We kunnen er niet omheen: achterstanden in het onderwijs. De overheid helpt scholen met extra financiële middelen (OAB) voor kinderen met risico op onderwijsachterstanden. Maar hoe zet je als school die middelen gericht en effectief in? Het NRO-programma Onderwijskansen biedt scholen hiervoor praktische handvatten door middel van kennis uit onderwijsonderzoek, begrijpelijk gepresenteerd voor leerkrachten, bouw- en taalcoördinatoren, intern begeleiders en schoolleiders van het basisonderwijs.
Bij onderwijsachterstanden speelt taalachterstand een belangrijke rol. Achterstanden in de beheersing van de Nederlandse taal ontstaan als kinderen buiten school te weinig Nederlands horen en spreken. Kinderen die op school komen met dit type taalachterstand zijn gebaat bij extra taalaanbod, extra mogelijkheden om de taal te gebruiken en extra ondersteuning bij het begrijpen van de leerstof. Ook wel taalstimulering genoemd. Kees Broekhof, taaldeskundige bij Sardes, een onderzoeks- en adviesbureau in de educatieve sector, is al zijn hele werkende leven bezig om de vertaalslag van de wetenschap naar de praktijk te maken. Hij heeft inhoudelijk bijgedragen aan de totstandkoming van de themapagina Taalstimulering binnen het programma Onderwijskansen.
1. In gesprek gaan met kinderen
‘Taal leer je door taal te gebruiken’, vertelt Kees. ‘Wat ik nu nog vaak zie in de praktijk, is dat leerkrachten veel aan het woord zijn en dingen makkelijker maken voor een groep waar ze op voorhand al niet veel van verwachten. Met de beste bedoelingen overigens, maar daar help je leerlingen niet mee. Ook al hebben kinderen een gebrekkige taalbeheersing, ze hebben wel degelijk ideeën. De taalbeheersing ontwikkelt zich op het moment dat kinderen zich kunnen uiten. Leerlingen moeten daarvoor wel uitgedaagd worden. Goed leren betekent je inspannen om iets moeilijks te begrijpen en te kunnen. Met andere woorden: het zweet moet op de juiste ruggen staan. Dit betekent zelf minder praten en kinderen actief aan het denken zetten door op een authentieke en geïnteresseerde wijze met ze in gesprek te gaan. Bijvoorbeeld een gesprek over huisdieren bij de kleuters: “Zouden we huisdieren in de klas kunnen nemen?”, “Wat heeft dat voor consequenties?, “Hoe is het om huisdieren te hebben?”, “Wat zijn de voor- en nadelen?”. En stel geen vragen als “hoe heet dit dier?” of “wat voor kleur heeft het dier?” Deze vragen zorgen er niet voor dat de kleuters verder komen in hun taal- en denkontwikkeling.’
2. Leg werkboekjes eens aan de kant
Door kleuters te leren om te genieten van voorlezen en te praten over verhaaltjes, leg je de basis voor leesmotivatie. ‘Dit is ongelooflijk belangrijk voor het leren lezen in de middenbouw. Maar het plezier om te lezen krijgt in de middenbouw geen vervolg als je leerlingen een tekst hardop laat voorlezen in de klas of door werkboekjes in te vullen. Leerlingen moeten “aangezet” worden om te blijven genieten van teksten. Ook hier betekent dat denken en praten. Bijvoorbeeld over een tekst over Nederland waterland. Nederland en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wat zien we daar zelf van om ons heen? Welke functies vervult water in Nederland? We hebben er plezier van maar het kan ook een bedreiging zijn. Ga daarover in gesprek met je leerlingen en leg de werkboekjes eens aan de kant.’
3. Werken aan de kennisbasis
In de middenbouw leer je om te lezen, in de bovenbouw lees je om te leren. In de middenbouw is het dus al belangrijk dat leerlingen zich realiseren wat ze aan het doen zijn: weten wat er staat en begrijpen wat dit betekent, ten opzichte van wat ze net hebben gelezen, ten opzichte van het onderwerp van de tekst en ten opzichte van wat ze al weten van het hele onderwerp. Dat gaat makkelijker als je veel weet en dat wordt in de bovenbouw steeds belangrijker. ‘Het werken aan de kennisbasis van kinderen met een taalachterstand is daarom ontzettend belangrijk. Dit doe je door over de tekst te praten en in discussie te gaan en niet door het onderstrepen van de verwijswoorden.’ Zo kan de leerkracht er ook achter komen of het nodig is om kennis toe te voegen. ‘Ik heb eens een les bijgewoond waar kinderen een tekst over een radiotelescoop moesten lezen. De leerlingen praatten met de leerkracht over de tekst, maar ik merkte dat ze geen idee hadden wat een telescoop is, laat staan wat die specifieke telescoop bijzonder maakte. Het woord telescoop was vooraf niet uitgelegd door de leraar. Soms moet je dus ook kennis toevoegen.’ Kortom, kinderen met achterstanden helpen vereist een doordacht beleid, doordachte didactiek en hoge ambities van leerkrachten die openstaan voor andere manieren van lesgeven. ‘Pas dan ga je stappen maken.’
Over Onderwijskansen
Het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) werkt aan verbetering en vernieuwing van het onderwijs. Dat doet het NRO door onderzoek te coördineren en te financieren, en door de verbinding tussen praktijk en onderzoek te verbeteren. Het verkleinen van onderwijsachterstanden is een van de vele onderwerpen waarvoor het NRO kennis uit onderzoek verzamelt, bundelt en samenvat. Daarmee verbeter je als onderwijsprofessional het dagelijks werk.
Het NRO-programma Onderwijskansen helpt scholen om de extra financiële middelen (OAB) die zij van de overheid krijgen voor kinderen met risico op onderwijsachterstanden, gerichter en effectiever in te zetten. De themapagina Taalstimulering is daar een onderdeel van en te vinden op: www.onderwijskansen.eu
Wil je op de hoogte blijven van de ontwikkelingen en nieuwste onderzoeksresultaten op het gebied van onderwijsachterstanden?
Meld je dan aan voor de nieuwsbrief: www.onderwijskennis.nl/onderwijskansen-nieuwsbrief
Dit artikel is verschenen in PrimaOnderwijs nr. 2 'Haal alles uit de leeromgeving'.
Reacties