Het terugdringen van het lerarentekort vraagt niet alleen om landelijke actie, maar ook om meer maatwerk per regio. De huidige maatregelen hebben effect, maar er is meer nodig. Dat schrijven onderwijsministers Slob en Van Engelshoven in een brief aan de Tweede Kamer. Ze presenteren een plan om het lerarentekort terug te dringen. AOb heeft gereageerd en is niet gerustgesteld door de plannen.
Minister Slob zegt: ''Werkgevers, vakbonden, lerarenopleidingen, gemeenten, transfercentra en vele anderen zijn allemaal nodig om te zorgen voor voldoende leraren voor de klas.''
Regionale aanpak
Omdat het lerarentekort per regio verschilt, is een regionale aanpak nodig. Volgens de ministers moet de door de Onderwijsraad geadviseerde taskforce dan ook regionaal worden ingezet voor het primair en voortgezet onderwijs en het mbo. Hiervoor worden regionale aanjagers aangesteld, die scholen gaan stimuleren om meer samen te werken en elkaar niet uit de markt te concurreren, die afspraken tussen lerarenopleidingen en scholen stimuleren en helpen goede voorbeelden uit te wisselen, zodat niet iedereen zelf het wiel hoeft uit te vinden. Op landelijk niveau wordt een een stuurgroep ingericht om resultaten en goede voorbeelden te delen tussen regio’s en om knelpunten op te lossen.
Hoger loon, minder werkdruk
Het kabinet heeft al veel in werking gezet om de tekorten terug te dringen: het collegegeld voor studenten aan lerarenopleidingen is de eerste twee jaar gehalveerd. Ook is 270 miljoen euro geïnvesteerd in salarissen en 430 miljoen euro in het tegengaan van werkdruk voor leraren op de basisschool. Daarnaast is er geïnvesteerd in het bevorderen van instroom uit andere sectoren (zij-instroom) en herintreden. Er zijn subsidies beschikbaar om besturen te helpen om die leraren goed te begeleiden.
Nieuwe maatregelen
Als extra inzet zorgen de onderwijsministers nu dat deeltijdstudenten pabo die al een hbo-diploma hebben eerder voor de klas mogen, mits zij aan een aantal kwaliteitseisen voldoen. Ook krijgen jaarlijks 50 onderwijsassistenten de kans om de lerarenopleiding te gaan doen. Slob: ‘Als we het lerarentekort willen oplossen, moeten we verder kijken dan de poort van de pabo. Er is daarbuiten veel onderbenut potentieel. Dat moeten we beter benutten, zolang we maar geen concessie doen aan kwaliteit.’
Werkloze leraar weer voor de klas
De ministers willen dat werkloze leraren sneller weer aan het werk kunnen. Het zogeheten Participatiefonds – dat de uitkeringen betaalt aan leraren – wil de komende twee jaar 1000 leraren terugleiden naar een baan. Minister Slob is daar blij mee. ‘Deze mensen verdienen een nieuwe kans om weer te kunnen genieten van het vak. En als samenleving kunnen we het ons niet permitteren dat zoveel mensen thuiszitten, terwijl onze leerlingen zitten te springen om voldoende leraren.’
Veel parttimers
Veel basisschoolleraren werken parttime: gemiddeld 28 uur per week. Minister van Engelshoven roept de werkgevers op om samen met de leraren te kijken naar de mogelijkheid om meer te gaan werken: Er wordt door de werkgevers in het onderwijs te vaak automatisch uitgegaan van het feit dat leraren in deeltijd willen werken, terwijl dat lang niet altijd de wens van de leraar is. Als de uren van iedere po-leraar met een half uur worden uitgebreid, loopt het tekort met 760 fte terug.” Startende leraren beginnen overigens vaker met meer uren dan collega’s die al langer werken.
Ziekteverzuim iets omlaag
Het ziekteverzuim is in het primair onderwijs hoog. Positief is dat uit recente cijfers blijkt dat dit percentage wel iets gedaald is, van 6,3% naar gemiddeld 6%. Slob: ‘We hebben 430 miljoen euro beschikbaar gesteld om de werkdruk tegen te gaan. Daar kan veel verschil mee gemaakt worden. Maar goed personeelsbeleid –en leraren helpen gezond en fit te blijven – is de verantwoordelijkheid van werkgevers zelf.’
Cijfers
Volgens de laatste ramingen kan het lerarentekort in 2020 oplopen tot 4.000 fte. Blijven de omstandigheden gelijk, dan loopt dat in 2025 op tot 10.000 fte. Door de gezamenlijke inspanningen hopen ministers Slob en Van Engelshoven het tekort terug te dringen, zodat goed onderwijs ook in tijden van hoogconjunctuur gegarandeerd blijft.
AOb is niet gerustgesteld
AOb-voorzitter Liesbeth Verheggen reageert: “Geruststellend zijn de woorden van de minister niet. Hij maakt zich zorgen over de grote steden, maar geld is er niet. Er moet geen griep komen, want dan gaat het mis, maar geld is er niet nodig. Slob noemt zichzelf een spekkoper omdat er bij zijn aantreden extra geld was, maar iemand met zulke grote zorgen is echt geen spekkoper.” Het ongenoegen van Verheggen over de aanpak van deze laatste Kamerbrief is groot. “Een minister die zich zorgen maakt over griep onder leraren, in een land waar griep elk jaar de kop op steekt, heeft echt een probleem. Al jaren waarschuwt iedereen met verstand van onderwijs voor het tekort. Het lerarentekort is nu hier. Leraren verleiden meer te gaan werken, klassen nog groter maken, bevoegdheden overdragen aan stagiaires, het lost allemaal niks op, en is niet goed voor de leraren of de kinderen die les krijgen. Het is een illusie om te denken dat leerkrachten die het onderwijs hebben verlaten, terugkeren onder deze omstandigheden. De stress zal alleen maar toenemen, meer uitval, en bij de eerste griepgolf vallen de zorgvuldig geplakte noodverbandjes uit elkaar.”