Het is de eerste schooldag na de herfstvakantie. Zoals gewoonlijk sta ik in de deuropening van de klas om mijn leerlingen te begroeten. De bel is gegaan, de trappen vullen zich. Binnen een mum van tijd is het een drukte van belang bij de kapstok naast het lokaal en kan het begroeten beginnen.
Hier op De Schakel in Haarlem geven de leerlingen hun docent gewoon nog een hand bij het betreden van het lokaal. Noem mij ouderwets, maar daar houd ik dus van. Niks anoniem naar binnen glippen, op je plek gaan zitten en je verschuilen achter je twee maten te grote Hoodie. Een hand geven, de leerling aankijken, contact maken. Echt iets voor mij.
Deze ochtend hebben alle leerlingen een verhaal en dat verhaal willen ze kwijt. Het liefst meteen. De handen volgen elkaar in razend tempo op en Michael is de eerste:
“Meneer, ik heb nauwelijks geslapen”
Hij haast zich naar zijn plek.
Voor ik kan reageren, volgt de hand van Kim:
“Meneer, ik ben naar Disneyland geweest!” Een glimlach van oor tot oor verschijnt op haar gezicht.
Ik reageer enthousiast met “superleuk zeg!” maar dan staat Carla alweer voor mijn neus.
“Meneer, ik heb mijn haar groen geverfd, kijk eens!”
Ze laat me de puntjes van haar haren zien en inderdaad: groen. Gelukkig alleen de puntjes maar, hoor ik mezelf denken.
Na Carla volgt Natasha met de mededeling dat ook zij in Disneyland is geweest, Adiba met de opmerking dat de vakantie te kort was en ze nog wel meer dagen vrij had gewild en Maartje met de vraag of ik weet waar de term ‘broodje Bim-Bam’ vandaan komt. Dat laatste maakt mij nieuwsgierig.
In de vakantie had ik een droom gehad. Zo’n droom die verraadt dat je in je hoofd alweer een beetje met school bezig bent. Iedere docent herkent dat wel. Bij mij gaat in die droom standaard alles fout, ben ik vergeten om mijn lessen voor te bereiden en sta ik mijn best te doen maar let er niemand op. ´Waarom doe ik dit werk eigenlijk´ vraag ik mezelf dan af. ´Waarom kies ik niet voor iets wat minder moeite kost?´ ´Waarom niet een baan waarin je om zes uur de deur achter je dicht kan trekken en nergens meer over na hoeft te denken?´
Nu ik de leerlingen weer voor mij heb in de ‘echte wereld’, in levenden lijve, schiet die droom weer even door mijn hoofd en moet ik er stilletjes om lachen. Binnen die paar minuten van handen schudden heb ik energie gekregen waar ik een week op kan teren. O ja, daarom doe ik dit werk.
Ik vraag nog aan Maartje hoe dat nou zit met dat broodje. Ze vertelt een mooi verhaal over een snackbarmedewerker die niet zo goed kon verstaan wat haar vader vroeg.
“Een broodje Bim-Bam?? Wat zegt u? Oh, een broodje beenham!”
Ik moet erom lachen, voornamelijk omdat zij het zelf zo’n mooi verhaal vindt.
Zo, de kop is eraf. Ik kan weer rustig slapen vanavond en eens te meer blijkt maar weer:
De meesters dromen zijn bedrog.
Gelukkig maar.
Meester Stefan
(docent in het Praktijkonderwijs)