Ik zat laatst met mijn vrouw op de bank en zag op Facebook een bericht waar ik erg van schrok. ‘Shit, dit meen je niet’, mompelde ik voor mij uit. Uiteraard vroeg mijn vrouw wat er was en ik vertelde van een oud-collega bij wie die vreselijke ziekte weer terug gekomen is, na jaren van goede scans en hoopvolle berichten. Hoewel het een korte zin was die ik ervoor gebruikte, kon ik hem niet afmaken door de brok in mijn keel die zich daar razendsnel had genesteld.
In de tijd dat we nog collega’s waren, heeft zij nog een rol gespeeld in het feit dat ik toen werd aangenomen. Ze sprak de legendarisch woorden: ‘Ik kan redelijk inschatten of iemand het hier gaat redden of niet en ik heb er nog nooit naast gezeten. Jij gaat het redden.’ Praktijkonderwijs is immers geen kattenpis. Maar nu was het dus weer mis, en dat stemde mij bedroefd.
Of de duvel ermee speelde, was die rotziekte de volgende dag onderdeel van het gesprek in de klas. In de les techniek, tijdens het schuren van een stuk hout voor een vogelhuisje, vertelden twee jongens mij dat ze erg geschrokken waren. ‘Meneer, weet u wat er gebeurde vanmorgen in de les?’ ‘Nee jongens, vertel.’ Ik keek ze aan en zag een andere gelaatsuitdrukking dan ik gewend was. Er wordt wel vaker een verhaal verteld, ze maken wel vaker iets opvallends mee op school maar dit was anders. Dat kon ik zien.
‘We waren in de les en toen zei de juf: ‘Weet je hoe jullie je gedragen? Het begint met een K en eindigt met een R’, zo vertelde de jongen. ‘Wij dachten meteen aan dat ene woord meester, je weet wel. Van die erge ziekte!’, zo ging hij verder. Beide jongens keken mij recht in de ogen aan. Er moest even afgetast worden hoe ik hierop zou gaan reageren. Het was tenslotte een behoorlijk beladen woord dat nu boven ons hing en dat zeker niet hardop werd uitgesproken. ‘Maar weet u wat de juf bedoelde, meester? Kleuter!’ Er kon gelachen worden. ‘Dat was vast even schrikken’, hoorde ik mezelf nog zeggen. En hoewel het lachen van opluchting was, hielden we ons alle drie ook een beetje in. Als ‘de erge ziekte’ in het spel is, kun je niet onbedaarlijk lachen, dat doe je niet.
Ik moest gelijk weer denken aan de avond ervoor, dat bericht op Facebook. Maar ook aan mijn overbuurvrouw die jaren geleden ook tegen deze ziekte vocht. Kuur na kuur. Zij leerde mij ooit een belangrijke les. Ik was bij haar op de koffie en vertelde haar dat mijn vakantie ten einde was. ‘Het normale leven gaat weer beginnen’, verzuchtte ik. Niet wetende wat die woorden met haar deden. ‘Weet, je Stefan’ zei ze toen: ‘Het normale leven is het mooiste leven dat er is.’
En zo is het.
Een ‘normaal leven’ aub, voor iedereen.
Meester Stefan
Docent Praktijkcollege De Schakel