Onderwijsminister Dennis Wiersma wil terug naar de basis. Geen (grote) herzieningen meer van het curriculum maar aandacht voor de kennis en vaardigheden die de laatste jaren zijn achtergebleven. Dat is precies wat 'Team Red het Onderwijs' al langer bepleit. Onder hen Anna Bosman (hoogleraar pedagogiek en lerarenopleider) en Ton van Haperen (vakdidacticus Universiteit Leiden en docent economie in het voortgezet onderwijs). “We hebben het onszelf veel te ingewikkeld gemaakt.”
Meer aandacht voor de basisvaardigheden
Bosman staat eerst stil bij het waarom van Terug naar de Basis: “Kinderen hebben een stevig basiskennisniveau nodig om uit te groeien tot volwassenen die hun weg weten te vinden in, en kunnen bijdragen aan de maatschappij. Wat mij betreft staan taal en rekenen voorop, aangevuld met kennis van geschiedenis en wereldoriëntatie. Leraren besteden momenteel veel aandacht aan zaken als het klimaat, omgaan met geld, gezond eten en dergelijke maar kinderen moeten eerst een basis hebben voor ze daar mee aan de slag gaan. Een voorbeeld: eerst moet je rekenkundig begrijpen dat een milligram iets anders is dan een kilogram, voordat je het gaat hebben over eten en overgewicht.”
De stapel werkboeken en methodes in de kast van de leerkracht wordt dus een stuk kleiner?
“Daar zou ik nu juist níét willen beginnen. Met tien minuten klassikale instructie en twintig minuten gezamenlijk oefenen bereik je in veel gevallen veel meer dan wanneer leerlingen een half uur zelfstandig met werkboekjes aan de slag gaan. Als leerkracht raak je dan heel eenvoudig het overzicht kwijt van waar ze staan. Zelfstandigheid van de kinderen is een mooi streven, maar ook heel delicaat: een gedeelte van de groep spartelt in het diepe, een paar leerlingen redden zich wel, en een ander groepje klautert het zwembad uit en gaat om zich heen kijken.
Het is eigenlijk heel simpel: wil je weten of een kind iets weet, dan moet je erbij zijn om dat te checken. Met expliciete directe instructie hou je het overzicht over de groep en tilt iedereen elkaar naar een hoger niveau. Het is in mijn ogen een heel effectieve manier van lesgeven die helaas naar de achtergrond is verdwenen.
Het vergt moed om een andere weg in te slaan. Leerkrachten moeten zich opnieuw kritisch afvragen: ‘Wat wil ik de leerlingen leren? Hoe breng ik dat zo efficiënt mogelijk over?’ Wil je een eerlijk antwoord op die vragen, dan moet je ook bereid zijn om ‘het voelt goed’, ‘dit geeft het boek aan’ of ‘zo heb ik het altijd gedaan’ te laten varen.
De leraar krijgt daar voor veel terug. Een voorbeeld: Sezgin Cihangir, directeur van het Nederlands Mathematisch Instituut (NMI), stelt vast dat de helft van de kinderen niet het basisniveau rekenen haalt. Dat is dramatisch, maar het goede nieuws is dat het de mensen van het Instituut lukt om iedereen in 12 weken op niveau te krijgen. Het kan dus echt veel beter!”
Dus iedereen moet direct contact opnemen met het NMI?
"Er is heel veel onderzoek gedaan naar wat wel en niet werkt in het onderwijs. ResearchEd is wat mij betreft een goed startpunt. Dat is een kennisplatform waar onderwijzers, pedagogen en didactici op zoek gaan naar wat echt werkt. Daar bespreken ze evidence-based (en evidence-informed) onderzoek dat moet leiden tot het beste onderwijs op allerlei gebieden.”
Van Haperen kan zich daar in vinden: “Het welbevinden van de leerling is belangrijk, maar in Nederland scoren we daar gelukkig al jaren heel goed op. Op kennisgebied daarentegen zakt het niveau snel en daar moeten we dus onze aandacht op richten. We moeten de lat weer hoger durven leggen. Wat als we spellingfouten en verkeerde interpunctie gewoon niet meer accepteren in toetsen en opstellen? Goed Nederlands is toch het minste wat we van onze leerlingen mogen verwachten. Telefoons in de klas? Natuurlijk zorgt dat voor afleiding. Dat kun je schoolbreed verbieden. Ga staan voor een leerklimaat waarin de kinderen leren en leraren zich weer kunnen concentreren op wat ze het liefste doen: vakkennis overdragen.”
Er is ruimte voor professionalisering van leerkrachten
De economiedocent merkt op dat de schoolleiding vaak een ander professionaleringstraject in gedachten heeft voor de leraren. “Daarmee kunnen ze dan andere rollen vervullen in de organisatie. De docent daarentegen wil dolgraag simpelweg beter lesgeven. Dwing die vakdidactische bijscholing af, leraren mogen best wat meer voor zichzelf opkomen.”
Het takenpakket is echter groot
“De schoolleider kan de leraar ondersteunen door leerlingvolgsystemen, rapportages over omgangsvormen in de klas etc. te laten voor wat het is,” meent Bosman. Het grote administratieve takenpakket van de leraar berust voor een groot deel op een misverstand. De schoolleiding wil voldoen aan de eisen van de onderwijsinspectie en degene voor de klas gaat er in mee onder het mom van ‘het moet maar.’ Terwijl de inspectie toegeeft dat veel van de randzaken slechts optioneel zijn. Zo houden ze elkaar in een bureaucratische wurggreep en verliezen ze de prioriteiten uit het oog.
We hebben het onszelf veel te ingewikkeld gemaakt. Als we heel effectief lesgeven dan kunnen we die basiskennis zomaar in de helft van de tijd op orde krijgen. Door ons minder met randzaken bezig te houden, sparen we nog meer tijd. Stel je voor wat we de leerlingen dán allemaal kunnen bieden!”
De nieuwste artikelen wekelijks in je mail? MELD JE AAN voor de PrimaOnderwijs nieuwsbrief.