De geschiedenis
De term ‘schrikkeljaar’ komt van het Middelnederlandse scricken, wat oorspronkelijk ‘met grote passen lopen’ of ‘springen’ betekende. De correctie op de jaarkalender werd al in de Romeinse tijd bedacht. De kalender van die tijd telde slechts 355 dagen. Om de twee jaar werd er in die kalender een maand van 22 of 23 dagen ingevoerd om de afwijking recht te trekken. Maar liefst 45 jaar voor Christus wilde Julius Caesar dit vergemakkelijken. Hij stelde een kalender van 365 dagen voor met elke vier jaar een extra dag na de 28e februari. Onze Gregoriaanse kalender, ontstaan in 1582, is een verfijning van de kalender van Julius Caesar. De Gregoriaanse heeft om die reden ook het schrikkel principe overgenomen.
Rechttrekken
Maar welke afwijking trekken we nu eigenlijk recht? Een tropisch jaar is de tijd die de aarde nodig heeft om precies een baan om de zon te maken. Dit duurt 365 dagen. Maar niet precies 365, maar 365 dagen en 5 uur, 48 minuten en 45,1814 seconden. Ons ‘Gregoriaanse jaar’ duurt 365,2425 dagen. Zodra er enkel een kalenderjaar van 365 dagen wordt aangehouden dan zou op de langere duur de seizoenen volledig verschuiven ten opzichte van de kalender. En dus is er eens in de vier jaar een extra dag ingevoerd, de schrikkeldag op 29 februari.
Toch klopt dit sommetje ook niet helemaal. Per 400 jaar zouden er hierdoor namelijk drie dagen teveel zijn. Hier hebben ze ook iets slims op bedacht. Alleen de eeuwjaren die je kunt delen door 400 (zoals het jaar 2000) zijn schrikkeljaren en de andere eeuwjaren niet.
Leuke weetjes
Wist je dat tot 300 jaar geleden 29 februari niet als een echte dag werd gezien. Er werden op die dag dus geen zaken gedaan. En een ander leuk weetje. Een Noorse vrouw slaagde erin om op drie opeenvolgende schrikkeldagen drie kinderen op de wereld te zetten.
In de klas
Deze video legt in 1,5 minuut precies uit hoe en waarom er een schrikkeljaar bestaat.