De vier grote steden (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht) en acht samenwerkingsverbanden hebben voor het eerst samen concrete afspraken gemaakt om het aantal thuiszitters fors te laten dalen. Dit meldt het ministerie van OCW.
Alles op alles voor preventie
Alle partijen zorgen dat jongeren die thuiszitten sneller hulp krijgen vanuit de zorg, dat leerlingenvervoer geen probleem meer vormt als er een onderwijsplek is gevonden en dat alles op alles wordt gezet qua preventie.
Thuiszitterstop
De steden en de samenwerkingsverbanden maken hun afspraken bekend aan de vooravond van de tweede Thuiszitterstop. De afspraken zijn een regionale uitwerking van het landelijke Thuiszitterspact. Dat werd vorig jaar gesloten door staatssecretarissen Dekker (Onderwijs) en Van Rijn (Volksgezondheid) om er samen met het ministerie van Veiligheid en Justitie, gemeenten, samenwerkingsverbanden en scholen voor te zorgen dat in 2020 geen enkel kind langer dan drie maanden thuis zit zonder een passend onderwijsaanbod. Aanjager Marc Dullaert heeft met alle betrokken partijen om tafel heeft gezeten om resultaat te boeken.
Jaarlijkse daling van minimaal 25 procent
Er zijn nu concrete doelen afgesproken. Zo moet het aantal thuiszitters jaarlijks met minimaal 25 procent dalen. ‘We hebben in Rotterdam gezien dat het helpt om concrete doelen te stellen. Daarom doen we dit nu in de hele G4’, zegt Hugo de Jonge, wethouder van Rotterdam. Afgelopen jaar zaten in totaal 4200 kinderen langer dan drie maanden thuis. Een aanzienlijk deel daarvan komt uit de grote steden.
Vrijstelling
Het aantal leerlingen dat is vrijgesteld van onderwijs, omdat ze lichamelijke of psychische problemen hebben (de zogenoemde vrijstelling 5 onder a), moet jaarlijks met 10 procent dalen. Als de juiste zorg snel beschikbaar is, kunnen vrijstellingen voorkomen worden. Daarvoor moeten wel alle partijen om tafel. ‘Samenwerken is de sleutel. Dat zien we hier in Amsterdam, waar leerplicht, zorg en onderwijs samen oplossingen zoeken voor kinderen die thuiszitten’, aldus Simone Kukenheim, wethouder in Amsterdam.
Preventie en samenwerking
Daarnaast gaat preventie een belangrijkere rol spelen. Op scholen gaan jeugdhulpteams in beeld brengen welke leerlingen kans hebben om uit te vallen. Leerplichtambtenaren gaan regelmatig overleggen met jeugdartsen en ook langdurig ziekteverzuim moet voortaan gemeld worden bij het samenwerkingsverband. ‘Thuiszitten is het slechtste wat een kind kan overkomen. Juist door preventie en samenwerking zorgen we ervoor dat kinderen een passende plek op school hebben’, aldus Jeroen Kreijkamp, wethouder in Utrecht.
Thuiszitten is bedreiging
Ook de inkoop van jeugdhulp zal vanaf nu samen met het samenwerkingsverband worden bepaald, zodat het past bij wat de thuiszitters nodig hebben. Vaak is een wachtlijst voor psychische hulp voor tieners reden om niet naar school te gaan. De steden willen daar vanaf. ‘De drempel voor deze zorg wordt verlaagd: thuiszitten is een bedreiging voor de ontwikkeling van een kind en dus reden genoeg om specialistische hulp te krijgen van de jeugd-GGZ’, aldus Ingrid van Engelshoven, wethouder in Den Haag.
Gezamelijke verantwoordelijkheid
Een goede zaak, vindt Marieke Dekkers, lid van het college van bestuur van samenwerkingsverband Koers VO in Rotterdam, omdat de oorzaak van thuiszitten bijna altijd een combinatie is van zowel van onderwijs- en jeugdhulpproblematiek en daarmee een gezamenlijke verantwoordelijkheid van school, samenwerkingsverband en gemeente.
Handen uit de mouwen
Dekker en Van Rijn zijn blij met de afspraken. ‘De thuiszittersproblematiek is complex. Het blijkt heel lastig te zijn om kinderen snel terug in de schoolbanken te krijgen. Daarom is het goed dat iedereen – en juist ook de G4 – nu zo hard aan het werk zijn om deze kinderen te helpen’, aldus Dekker. De staatssecretaris voegt daar aan toe: ‘Er is voor regio’s geen excuus meer om achter te blijven. Dit is het moment om de handen uit de mouwen te steken.’
Hulp van de overheid
De G4 vragen ook hulp van het rijk, onder meer bij het verbeteren van de verzuimregistratie, de steun aan gemeenten en samenwerkingsverbanden, steun van justitie om rechtszaken zo goed en snel mogelijk af te handelen en integraal toezicht van de inspecties. Wij kijken gezamenlijk waar we mee kunnen helpen’, stelt van Rijn. ‘Uiteindelijk moeten alle barrières geslecht, of ze nou lokaal of nationaal zijn, of op de terreinen van onderwijs, zorg of justitie, zodat deze kinderen gewoon naar school kunnen.’