Het aantal grote klassen in het basisonderwijs is de afgelopen jaren met 5 procent gestegen. Leraren klagen al langer over de plofklassen, het zou leiden tot een grotere werkdruk. De grote klassen baren ook ouders zorgen. Ouderorganisatie Ouders & Onderwijs krijgt bijna wekelijks bezorgde telefoontjes over de groepsgrootte.
‘Struisvogelpolitiek’
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) stelt dat het gemiddelde aantal kinderen in een klas de afgelopen jaren rond de 23 leerlingen schommelt. Na een vraag naar meer cijfers blijkt dat het aantal klassen met minstens 26 leerlingen in vijf jaar tijd met 5 procent is gestegen. In 35 procent van alle groepen zitten 26 of meer kinderen. ‘Zeggen dat de gemiddelde groepsgrootte niet stijgt, is struisvogelpolitiek’, constateert Jan van de Ven, mede-oprichter van PO in Actie. ‘Negen jaar geleden waren de klassen met meer dan 30 kinderen op twee handen te tellen. Nu heeft bijna elke school ze.’
Grotere werkdruk
Leraren ervaren door de plofklassen een grotere werkdruk. ‘30 kinderen betekent ook 30 oudergesprekken, 30 verslagen maken, 30 toetsen nakijken. Dit laat de noodzaak zien om hiermee aan de slag te gaan', vindt SP-Kamerlid Peter Kwint. Om de klassen te verkleinen naar gemiddeld 23 leerlingen diende SP samen met D66 vorig jaar al een initiatiefwetsvoorstel in. Ondanks dat alleen D66 nu in de regering zit, wil Kamerlid Paul van Meenen nog steeds de grote klassen aanpakken. ‘Het is zorgelijk dat er alleen al zo'n 100.000 kinderen in een plofklas met meer dan 30 leerlingen zitten.’
Financiële bijdrage
Scholen bepalen zelf hoe groot ze hun klassen willen maken. Ze geven aan hun klassen om financiële redenen niet klein te kunnen houden. Daarnaast willen zij ouders niet teleurstellen door aanmeldingen af te moeten keuren. Vanaf 2021 is er door de regering 450 miljoen euro per jaar extra beschikbaar gesteld om de werkdruk te verlagen. Minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media Arie Slob, gaat de komende tijd in gesprek met leraren over de besteding van het geld.
Bron: AD