Buitenspelen is om allerlei redenen goed voor de ontwikkeling van een kind. Om die reden – en vanwege de Nationale Buitenspeeldag - hebben we 10 bekende en minder bekende buitenspellen op een rij gezet. Spellen waarvoor weinig (of geen) materiaal nodig is.
1. Oud laken en bal
In een oud laken of stuk karton knip je verschillende figuren. Onder de figuren zet je de score met een dikke zwarte stift. Probeer de bal door de figuren te schieten. Wie de meeste punten scoort, na drie keer, wint.
2. Lang touw
Het enige wat je nodig hebt, is een lang stuk touw. Span het touw van schutting naar tuinbank, kriskras door elkaar en op verschillende hoogten. Klaar? Tijd voor actie! Het is de bedoeling dat een kind zich door de touwen wurmt, zonder deze te raken.
3. Stoepkrijt
Maak je eigen verspringbaan. Teken met krijt een aantal strepen boven elkaar op de grond. Daarna kan het spel beginnen. De eerste speler neemt een flinke aanloop en springt net voor de eerste lijn in de lucht. Zet een kruis waar de voeten van de verspringer neer zijn gekomen. En dan is het de beurt aan de volgende. Wie is een échte atleet en springt het verst?
4. Dennenappels
Jeu de boules met dennenappels doe je zo. Trek met stoepkrijt (of een stok) een lijn op de stoep waar de deelnemers achter gaan staan. Iedereen heeft een (of meer) dennenappels in z’n hand. Degene die begint gooit eerst een steentje. Daarna gooit ieder om de buurt een dennenappel. Wie het dichts bij het steentje kan gooien, heeft gewonnen.
5. Stoepkrijt Twister
Ken je het spel Twister nog? Met tape, verf of spuitkrijt maak je er eentje voor de hele buurt. Wil je het spel met zes personen spelen, dan maak je zes rijen met verschillende figuren (cirkel, driehoek of vierkant). Elke rij krijgt een eigen kleur en bestaat uit ongeveer zes cirkels. De spelleider bepaalt: linkerhand op groen of neus op blauw. Wie het langste blijft staan wint.
6. Bal en krijt (Kingen)
Maak of teken een groot vierkant met 4 vakken op de grond. In ieder vierkant staat een speler en er is 1 bal. Iedere speler moet de bal in een vak slaan zonder de bal vast te houden. Komt de bal niet in één van de vakken of stuitert de bal twee keer in een vak dan is degene die het laatst aan de bal is geweest af. Wie houdt het ’t langste vol?
7. Flessen, water en een bal
Een oud en bekend spel dat veel op campings wordt gespeeld. Vul twee flessen met water en probeer elkaars fles om te schoppen met een voetbal. Degene die als laatste zijn fles leeg heeft, is de winnaar. Zodra de bal gezocht wordt mag de fles door de tegenspeler worden leeggeschud. Natuurlijk is ook dit spel met een grotere groep te spelen.
8. ‘De verlosser’, geen materiaal nodig
Tikkertje is bij iedereen bekend maar met de verlosser wordt het spel net iets leuker. Speel het spel met minimaal 4 kinderen. Wijs voordat je begint een verlosser en een tikker aan. De tikker mag niet weten wie de verlosser is. De tikker tikt de kinderen en de verlosser mag de getikte kinderen verlossen. Als de tikker de verlosser tikt, dan begint het spel opnieuw en dan wordt er een nieuwe tikker en verlosser aangewezen.
9. Bekertje water
Geef een kind een beker gevuld met water. Het leukste is natuurlijk om het met meerdere kinderen te spelen. Maak een parcours met stoepkrijt en zet hier en daar een pionnetje neer. De kinderen moeten een rondje om de pion heen lopen en wie met het meest volle bekertje terugkomt heeft gewonnen.
10. Omgekeerd verstoppertje, geen materiaal nodig
Met dit spel verstopt maar één persoon zich en de rest gaat hem zoeken. Als de verstopte persoon is gevonden dan gaan de kinderen erbij zitten. Het spel is afgelopen als iedereen de verstopte heeft gevonden.