Ze worden de belangrijkste weken van het jaar genoemd. De eerste vier tot zes weken na de zomervakantie: de Gouden Weken. De periode waarin je vooral moet investeren in jouw klas en groep. Wordt het een positieve, gezellige, hardwerkende groep waarin kinderen voor elkaar opkomen? Of een negatieve groep waarin lang niet iedereen zich veilig voelt?
Leerlingen tasten elkaar, de regels en jou als leerkracht tijdens de Gouden Weken af. Ze hebben klasgenoten al een tijd niet gezien (of kennen elkaar nog helemaal niet) en dus is dit het moment om een goed pedagogisch klimaat te creëren, een band op te bouwen en te zorgen dat er een fijne sfeer in de klas ontstaat. Je kunt er volgens Boaz Bijleveld, schrijver van het boek De Gouden Weken (2010) en De Gouden Weken 2.0 (2019) in deze weken namelijk voor een groot deel zelf voor zorgen hoe de rest van het jaar eruit gaat zien en hoe de groep zich zal ontwikkelen. ‘Elke groepsvorming doorloopt een aantal fases, iedere keer opnieuw. Na een grote zomervakantie, een kerstvakantie of de coronacrisis’, legt Bijleveld uit.
De fases van groepsdynamiek
Forming, Storming, Norming, Performing en Reforming. Ze komen je misschien nog bekend voor van de lerarenopleiding, het zijn de fases van groepsvorming. ‘Ze worden bijna allemaal doorlopen tijdens de Gouden Weken. Waarbij de laatste als evaluatie dient, later in het jaar.’
Forming: ‘Kinderen kijken de kat uit de boom en zullen conflicten vermijden. De groep moet gaan vormen en moet elkaar leren kennen. In deze fase staat acceptatie centraal.’
Storming: ‘De leerlingen staan open voor elkaar. Ze durven elkaars gedrag te bekritiseren en er zal een voorkeur voor een leider ontstaan. In deze fase staat het bepalen van je plek centraal. Er is geen veiligheid en vertrouwen.’
Norming: ‘De fase Norming wordt getypeerd door het bepalen van een doel. De leerlingen moeten zich in deze fase gaan aanpassen. Er zullen regels bepaald worden, er komt acceptatie, begrip en duidelijkheid in verwachting naar elkaar en de leerkracht. In deze fase komt de groep bij elkaar.’
Performing: ‘Vanaf deze fase kunnen buitensluiten en pesten voorkomen worden. In deze fase hebben de leerlingen een gezamenlijk doel en voelen zij zich veilig bij elkaar.’
Reforming: ‘Deze fase volgt pas later in het jaar. Het doel is volbracht en er wordt afscheid genomen. De leerlingen hebben elk een nieuw eigen doel, waar zij zich individueel op zullen gaan richten. In deze fase is de band onder de leerlingen zeer sterk, maar zal de groep uiteengaan.’
Doordat deze fases allemaal doorlopen worden in een korte periode is het belangrijk te investeren in groepsvormende activiteiten, stelt Bijleveld. ‘Je investeert eerst in de groep, pas dan kan leren ontstaan’, zo zegt hij. Het maakt volgens de schrijver niet uit of je al jaren voor de klas staat, of net van de opleiding afkomt. ‘Die eerste weken moet je jaar in jaar uit blijven investeren.’
Activiteiten tijdens de Gouden Weken
Bijleveld heeft het in zijn boek over vijf belangrijke activiteiten tijdens de Gouden Weken die groepsvorming stimuleren.
1. Zelf geformuleerde, positieve groepsregels ‘Klassen zonder regels en routines zijn niet goed te managen. Zelf geformuleerde regels werken positief op de groepsverantwoordelijkheid, het wederzijds respect, de samenwerking, de besluitvorming en het aanpakken van problemen binnen de groep.’
2. Energizers ‘Energizers zijn vaak ludieke activiteiten met een speels karakter waarbij je energie in de groep losmaakt. Tijdens de Gouden Weken vindt de inzet van Energizers bewust plaats en niet alleen om nieuwe energie te creëren na lang stilzitten. Wil een Energizer zinvol zijn, dan wordt het leerdoel vooraf of achteraf benoemd en wordt er met de klas op gereflecteerd.’
3. Coöperatieve werkvormen ‘Je hoort het inmiddels overal en dat is niet voor niets. Leervormen waarbij samenwerking centraal staat. Het leuke is dat coöperatieve werkvormen voor een didactisch doel ingezet kunnen worden en tegelijkertijd kunnen bijdragen aan de groepsvorming, een pedagogisch doel.’
4. Voorbeeldgedrag leraar ‘Een heel belangrijk ingrediënt. Het blijkt dat de leraar echt het verschil maakt en veel meer invloed heeft dan de lesmethode of de achtergrond van de school.’
5. Omgekeerde oudergesprekken ‘Het creëren van ouderbetrokkenheid is even belangrijk als de inzet op leerlingactiviteiten. Daarom is het belangrijk om ouders aan het begin van het schooljaar uit te nodigen voor een gesprek. Naast het creëren van ouderbetrokkenheid krijg je op deze manier informatie over je leerlingen die goed van pas kan komen in de pedagogische benadering.’
Vliegende start met goede overdracht
Natuurlijk is een goede overdracht, voor de eerste dag van het nieuwe schooljaar, ook van essentieel belang. Alleen met voldoende basiskennis van individuele leerlingen kun je een vliegende start maken met je groep. Een goede overdracht zorgt hiervoor. Doe dit zo mogelijk nog vóór de zomervakantie met je collega’s. Zo heeft je collega nog alle kennis paraat.
Maak je vaak gebruik van dezelfde Energizers? En wil je eens wat anders uitproberen in de klas? We geven je graag wat inspiratie!
1. Balletje rond laten gaan
Locatie: buiten of in de gymzaal
Wat moet je doen? De leerlingen gaan in een kring staan. Er gaat een bal rond. De leerlingen onthouden van wie ze de bal krijgen en aan wie ze hem doorgeven. Als de bal rond is geweest gaan de kinderen uit de kring en moeten ze de bal zo vaak mogelijk overgooien. Je kunt hier tijden en een eventueel ‘record’ aan verbinden.
2. Ik hou van…
Locatie: in de klas
Wat moet je doen? Een leraar doet een uitspraak. ‘Ik hou van… chocolade’ Als leerlingen het eens zijn met deze uitspraak gaan ze staan.
Zijn ze het half eens, dan gaan ze half staan en zijn ze het niet eens met de uitspraak dan blijven ze zitten. Wissel af door de kinderen zelf een uitspraak te laten doen.
3. Psychiatertje
Locatie: in de klas
Wat moet je doen? Twee kinderen zijn de psychiaters en gaan de klas uit. De rest van de klas spreekt af dat ze een bepaalde ‘kwaal’ hebben. Dat kan lichamelijk of geestelijk zijn. Een lichamelijke kwaal is bijvoorbeeld, dat iedereen een hand in zijn zak stopt als hem of haar iets gevraagd wordt. Een geestelijke kwaal is bijvoorbeeld, dat je in al je antwoorden een kleur noemt. Dan komen de psychiaters terug en die mogen de kinderen vragen stellen, bijvoorbeeld: ‘Wat is het voor weer vandaag?’ En in het antwoord moeten dan de kwalen verwerkt zijn. Dus het kind stopt zijn of haar hand in de broekzak en zegt: ‘Het is vandaag een warme gele dag.’ De psychiaters moeten raden wat de kwaal is.
4. Lingo
Locatie: in de klas
Wat moet je doen? Geef elke leerling een potlood en papier (of een wisbordje). Laat de leerlingen binnen een bepaalde tijd (bijvoorbeeld twee minuten) zoveel mogelijk woorden opschrijven met 5 letters. Bekijk na deze twee minuten welke leerlingen de meeste woorden heeft gevonden. Je kunt dit spel uitbreiden door de leerlingen woorden te laten maken met een ander aantal letters. Of je schrijft op het boord een aantal letters en laat ze daar binnen twee minuten zoveel mogelijk woorden mee maken.
5. Hoe was je weekend (non-verbale communicatie)
Locatie: in de klas
Wat moet je doen? Laat leerlingen in tweetallen tegenover elkaar zitten, zodat er een lijn ontstaat. Geef ze opdrachten mee om elkaar te vertellen wat ze in het weekend (of in de vakantie) hebben gedaan. Na deze opdracht moet iemand van het tweetal zijn ogen sluiten. Nu vraagt de leerkracht: ‘Welke kleur schoenen heeft jouw overbuurman aan?’ Hierna kun je, ondanks dat het idee achter de opdracht al bekend is, opnieuw tweetallen maken. Laat de leerlingen nu vertellen over hun hobby’s. Achteraf vraagt de leerkracht: ‘Welke kleur ogen heeft je overbuurman?’ Leerlingen leren door deze Energizer dat je óók communiceert zonder taal.
Kijk hier voor nog meer inspirerende Energizers voor in de klas.
Reacties