Nederlandse jongeren weten minder over democratie dan leeftijdsgenoten in vergelijkbare landen. Dat blijkt uit de International Civic and Citizenship Education Study (ICCS) naar burgerschap onder leerlingen in het voortgezet onderwijs. Het Nederlandse deel van het onderzoek is uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam (UvA) en het Kohnstamm Instituut, in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Burgerschapskennis lager
De kennis van burgerschap en de democratische rechtsstaat onder leerlingen is gelijk aan het internationale gemiddelde, maar lager dan dat van scholieren in landen die op Nederland lijken, zoals België (Vlaanderen) of Denemarken. Ook zijn de verschillen in kennis over burgerschap tussen leerlingen hier groter dan in veel andere landen. Zo heeft één op de drie leerlingen in Nederland veel burgerschapskennis, en één op de drie leerlingen juist (heel) weinig. Net als in vergelijkbare landen beschikken meisjes over meer burgerschapskennis dan jongens.
Invloed migratieachtergrond
Leerlingen met een migratieachtergrond hebben minder burgerschapskennis dan overige jongeren, maar dat verschil is in Nederland kleiner dan in andere landen. Alle jongeren ondersteunen gelijke rechten voor mannen en vrouwen. Wel vinden leerlingen met een migratieachtergrond vaker dat etnische groepen gelijke rechten moeten hebben. In Nederland is ook de maatschappelijke participatie van leerlingen met en zonder migratieachtergrond gelijk, maar leerlingen met een migratieachtergrond hebben minder vertrouwen in maatschappelijke instituties en zijn minder van plan later hun stem uit te brengen bij verkiezingen.
Weinig burgerschapsonderwijs
In vergelijking met andere landen doen scholen in Nederland weinig aan burgerschap. Scholen mogen burgerschapsonderwijs zelf vormgeven en geven daar verschillend vorm aan. Een relatief laag percentage Nederlandse leraren voelt zich bekwaam om les te geven over verkiezingen of de grondwet. Hun leerlingen kritisch leren denken, vinden deze leraren makkelijker.
Betrokkenheid en gelijke rechten
Nederlandse leerlingen zijn relatief minder politiek betrokken en hechten weinig belang aan verkiezingen; ze zijn minder van plan later te gaan stemmen. Nederlandse jongeren vinden ‘respecteren van het recht op eigen mening’, in tegenstelling tot in andere landen, het belangrijkste aspect van burgerschap. Opvallend is dat Nederlandse leerlingen gelijke rechten voor de verschillende etnische groepen in een land het minst ondersteunen. Over Europa zijn ze wel relatief positief.
Kloof burgerschapscompetenties opleiding ouders
Er bestaan grote verschillen tussen leerlingen uit gezinnen met lager en hoger opgeleide ouders bestaan grote verschillen in burgerschapscompetenties. Die verschillen zijn er bij kennis over, maar ook bij steun voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen, voor gelijke rechten van verschillende etnische groepen en voor Europese samenwerking. Ook de verschillen tussen vmbo-leerlingen en havo/vwo leerlingen zijn groot.
Stabiel
De meningen van Nederlandse scholieren over burgerschap zijn weinig veranderd, zo laat een vergelijking met de uitkomsten uit 2009 zien. Er is wel sprake van een groei in burgerschapskennis, zoals die eveneens in vrijwel alle landen heeft plaatsgevonden. In Nederland geldt dit echter alleen voor havo- en vwo-leerlingen.
Over het onderzoek
De International Civic and Citizenship Education Study (ICCS 2016) is uitgevoerd in 24 landen. In Nederland deden ruim 2.800 leerlingen mee uit de tweede klas van zo’n 100 scholen voor vmbo/havo/vwo.