Basisvaardigheden, ook in het rapport De Staat van het Onderwijs kwam het weer uitgebreid aan bod. Ondanks dat leerkrachten en docenten aangeven dat ze doordrongen zijn van het belang van die basisvaardigheden, gaat het nog niet goed. Een goed moment om hierover in gesprek te gaan met de directeur Kennis van de Inspectie van het Onderwijs Matthijs van den Berg.
Waar houdt de directeur Kennis zich nou zo de hele dag mee bezig?
“Ik draag graag bij aan beter onderwijs en het effectieve toezicht daarop. Binnen de inspectie ben ik onder meer verantwoordelijk voor het stelseltoezicht. Dat wil zeggen dat ik kijk hoe het onderwijssysteem als geheel functioneert en of het voldoet aan de kwaliteitseisen.
Ook hou ik me bezig met het evalueren en verbeteren van toezicht en buig me over veel onderzoeken, risico- en prestatiemodellen en indicatoren. Veel bureauwerk dus. Om te voorkomen dat ik alleen maar door modellen heen zit te worstelen, ga ik ook graag op werkbezoek en mee met inspecteurs naar scholen. Zo houd ik verbinding met de doelgroep.”
Als het gaat om het verbeteren van basisvaardigheden geeft de inspectie in De Staat van het Onderwijs aan dat het stellen van ambitieuze doelen, monitoren, evalueren en bijstellen werkt. Kun je hier meer over vertellen?
“Het empirisch onderzoek hiernaar is beperkt. Maar in onze gesprekken met scholen viel een gemene deler op: zij geven aan dat het stellen van hoge en concrete doelen in combinatie met een dedicated aanpak en bottom-up leiderschap leiden tot beter onderwijs in basisvaardigheden. We zien dat scholen of besturen die hier een herstelopdracht op krijgen, zich verbeteren door deze manier van aanpak.
Wel is het op dit moment een aanname dat de resultaten van leerlingen daardoor ook verbeteren, dus dat hebben we tot nu toe buiten beschouwing gelaten.
Om dit te kunnen vaststellen is er ander en langer onderzoek nodig. Dat gaan we ook doen. We willen hier onafhankelijk onderzoek naar laten doen.”
Ook blijkt dat samenwerking en kennisdeling tussen bestuur, school, opleiding en ondersteunende partijen werkt. Heb je daar voorbeelden van?
“Leraren geven aan dat hun beroep best eenzaam en geïsoleerd kan zijn. Ze bereiden de les alleen voor, staan vaak alleen voor de klas, kijken alleen na. Een mooie mogelijkheid tot meer onderlinge samenwerking en intervisie kan heel simpel gecreëerd worden door een collega mee te laten kijken in de klas. Feedback op elkaar geven en samen evalueren kan heel effectief zijn.
Je eigen les opnemen en terugkijken met collega’s is ook een heel goed voorbeeld. Het ‘samen-gevoel’ is daarbij belangrijk. Niet alleen tussen leraren of docenten, ook een bestuur moet zich heel betrokken voelen en vertrouwen hebben. Daarnaast kun je lessen samen voorbereiden, ondersteuning voor intervisie laten invliegen of je studiedag erop inrichten.”
Hoe ziet een bezoek van de inspectie eruit als het gaat om basisvaardigheden?
“De inspectie onderzoekt een schoolbestuur één keer in de vier jaar. Wanneer een inspecteur op bezoek komt, stapt deze niet blanco binnen. Maar er bestaat ook geen gedetailleerd afvinklijstje. Het zit daar ergens tussenin. Er is een onderzoekskader met op de wet gebaseerde standaarden met betrekking tot onder andere processen, sociale veiligheid en sturing. De wettelijk deugdelijkheidseisen noemen we die. Binnen het onderzoek is veel ruimte voor het professionele vakmanschap van de inspecteur.
Bij een bezoek kijkt deze naar de doelen die een bestuur geformuleerd heeft op het gebied van basisvaardigheden. Er worden observaties gedaan en we spreken met het bestuur. Op basis van de gesprekken en de documentatie voeren we verificatieactiviteiten uit bij een aantal scholen van zo’n bestuur om de verkregen informatie te verifiëren. Dat kan meerdere dagen in beslagnemen. We spreken bijvoorbeeld met leraren, schoolleiders, MR (ouders), IB-ers enzovoort. Op het VO spreken we ook met de GMR waarin leerlingen zitten.”
De inspectie vindt de doelen die gesteld worden om de basisvaardigheden te verbeteren vaak nog niet concreet geformuleerd. Wat houdt dat in?
“We zien nu nog algemene doelen als ‘voldoen aan de wet’ of ‘de basis op orde’. Het moet veel concreter, dat is een eis die we stellen. Concrete doelen zijn bijvoorbeeld ‘dit jaar stellen we een coördinator taal/rekenen in’. Of ‘we willen dat er een bepaald aantal leerlingen voldoet aan het referentieniveau dat gelijk is aan het landelijke gemiddelde’.”
En het ambitieniveau?
“Dat mag hoog liggen. Als een school al op gemiddeld niveau zit qua taal en rekenen dan is de ambitie die ik net als voorbeeld noem, niet bepaald ambitieus. Leg de lat hoog. Met burgerschap zit het wat anders, maar dan kun je als doel stellen: we gaan leerdoelen burgerschap concreet maken.
Andere doelen kunnen zijn ‘we gaan meer data-gedreven werken. We brengen in kaart waarom we laag scoren op lezen, analyseren de oorzaak en formuleren een passend plan van aanpak’. Ook is het wenselijk doelen te stellen voor onderdelen die niet getoetst worden, denk aan schrijfvaardigheid of mondelinge taalvaardigheid.”
Hoe krijg je dat voor elkaar: doelen formuleren die zowel concreet als ambitieus zijn?
“Doorloop samen de kwaliteitscyclus door met elkaar doelen te stellen, te monitoren, evalueren en bij te stellen. Hoe je dat doet, maakt de inspectie niet uit. Kijk naar je uitgangssituatie, zorg voor een goede probleemanalyse, stel doelen vanuit een duidelijke visie en kom met een plan dat passend is bij de leerlingenpopulatie. Een school is vrij in de keuze van maatregelen of interventies. In de interventiekaart van het masterplan basisvaardigheden zijn legio opties te vinden die ook nog eens evidence-informed zijn: www.nponderwijs.nl/basisvaardigheden.
Daarbij kan ook een stukje professionalisering aan bod komen, want investeren in leraren is investeren in leerlingen. Investeren in vakmanschap verhoogt de kwaliteit van het onderwijs. Daarom vind ik dat van groot belang. Gelukkig wordt in Nederland al veel gedaan aan professionalisering. Maar de vraag is wel of dat altijd de meest effectieve vorm van professionalisering is.”
Maar lukt dat allemaal met de al heersende problemen?
“We zijn ons ervan bewust dat randvoorwaarden complex zijn. We hebben nog steeds te maken met
de effecten van corona, een groot aantal nieuwkomers en een toenemend lerarentekort. We zien veel afhakers op de opleiding tot leerkracht en docent. Ook stoppen veel beginnende leraren ermee. Ook daar moet meer aandacht voor komen. Die aandacht moet er zijn op de opleiding, maar ook binnen scholen als leraren en docenten daar nieuw binnenstappen.”
Hoe worden zij begeleid binnen de school waar zij aan de slag gaan?
“De basisvaardigheden verdienen prioriteit. We zien bij de inspectie nu al een aantal jaren een zorgelijk beeld en een trendbreuk is echt nodig. Dat vraagt
om een duurzame focus en een lange adem. Wanneer je een goede kwaliteitscyclus hanteert, worden de basisvaardigheden veel meer een vast onderdeel van het reilen en zeilen op een school.”
Reacties