Goede digitale vaardigheden beïnvloeden de kansengelijkheid in sterke mate, zo menen expert digitale geletterdheid Remco Pijpers en Monaïm Benrida, programmaleider van de Gelijke Kansen Alliantie. Volgens hen heeft online onderwijs door corona die relatie naar de oppervlakte gebracht.
16 maart 2020 was de dag dat in Nederland voor het eerst online onderwijs werd geboden. Volgens Monaïm Benrida, programmaleider bij de Gelijke Kansen Alliantie (GKA), stond vanaf dat moment de telefoon roodgloeiend: ‘We kregen telefoontjes van mensen die geen laptop hadden, of geen wifi of allebei niet, of er was geen begeleiding of ondersteuning. Er werd nog meer van de ouders gevraagd, zowel van hun digitale vaardigheden als in het onderwijs op afstand. De omschakeling die van de een op de andere dag gemaakt moest worden was enorm en daarmee was het niet meteen duidelijk wat er nodig was om dit goed te kunnen doen.’
Remco Pijpers, expert bij Kennisnet: ‘Wij zagen vrij snel hoe online onderwijs de ongelijkheid vergrootte. De kinderen uit de zogenoemde lage SES-gezinnen (lage sociaaleconomische status) beschikten niet over de apparatuur of misten een goede internetverbinding, of deelden die met z’n vijven in een kleine woning. Als de wiedeweerga regelden scholen, gemeenten, maar ook bedrijven, die zaken voor gezinnen. Maar dat was niet genoeg. Als je het hebt over gelijke kansen, dan is goede toegang de basis. Maar zonder digitale basisvaardigheden kan dat apparaat daar staan, maar kom je er niet ver mee. Een camera die even hapert, weer aan de praat krijgen zonder in paniek te raken, een mappenstructuur aanmaken om je bestanden goed in op te slaan... als een kind niet weet hoe dat werkt, is ‘ie veel tijd kwijt aan dat specifieke klusje en komt hij niet toe aan onderwijs.’
Mythe
Volgens Remco is het een soort mythe geworden dat kinderen van nu zo digitaal vaardig zijn en dat alles bij hen vanzelf gaat. ‘Dat dat niet zo is, is de afgelopen jaren onvoldoende onderkend. Het ging vaak over het belang dat kinderen leren programmeren. Maar heb je de basisvaardigheden niet, dan beklijft programmeren vooral bij kinderen die van huis uit een sterke basis meekrijgen. De verschillen tussen kinderen zijn groot, het is geen homogene generatie. Je ziet gebrekkige vaardigheden in gezinnen met een lage sociaaleconomische status, maar ook bij kinderen van hoogopgeleide ouders. Er is ook een relatie met traditionele geletterdheid; als je goed kunt lezen, is de kans groter dat je ook digitaal je weg makkelijker vindt.’ Monaïm: ‘In de tijd van de eerste online lessen, werden velen uitgedaagd dingen te doen die ze eerder niet deden, terwijl ze wel heel digitaal vaardig léken, bijvoorbeeld goed in het maken van snapchatfilmpjes. Remco: Ja precies: ze zijn digitaal handig, maar niet per se digitaal vaardig of mediawijs. Op smartphones gaat veel vanzelf, maar je laten beetnemen door een phishingmail gaat helaas ook bijna vanzelf. Leerlingen moeten leren digitaal verder te kijken dan hun neus lang is.’
Kloof
Monaïm: ‘Grote vraag is nu: hoe leren we alle kinderen de basisvaardigheden? De kloof tussen kinderen uit gezinnen met een verschillende sociale en economische status lijkt alleen maar groter geworden. Mede door gebrek aan digitale vaardigheden. Daarnaast is er veel aanbod aan lesmateriaal en apps die je op je mobiel kunt zetten. Bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding. Maar die kosten al gauw een paar tientjes per maand. Voor veel mensen is dit niet haalbaar. Ongelijkheid groeit dus vanuit verschillende kanten: kinderen uit de lage SES-gezinnen, met weinig mogelijkheden en vaardigheden en weinig toegang tot voorzieningen én een kleine portemonnee. Producten vinden ook sneller hun weg op ‘rijkere’ scholen, met hoogopgeleide ouders. Die zitten beter in de financiën. Scholen waar meer uitdagingen zijn, zijn vaak de laatsten die instappen.’
Vaardigheden
Maar het draait niet alleen om beschikbaarheid van middelen. Remco: ‘Basisvaardigheden zijn het fundament. Als je op Instagram onzin krijgt toegestuurd over je gezondheid, is het belangrijk dat je er op school en thuis het gesprek over kunt voeren. Kinderen moeten met kennis en vaardigheden kunnen zeggen: ik neem hier even afstand van, de werkelijkheid ligt anders. Digitale geletterdheid is belangrijk om jezelf staande te houden en om op een goede manier mee te kunnen doen in de digitale samenleving.’ Volgens Remco moet digitale geletterdheid daarom in het curriculum, opdat het niet vrijblijvend is. ‘Nu regeert de willekeur, marktpartijen maken allerlei mooie lespakketten, maar als samenleving moeten we beslissen wat we kinderen meegeven, zodat scholen goede keuzes kunnen maken.’
Best practices
Maar zover is het nog niet. Monaïm: ‘Sommige scholen hebben al heel veel uitdagingen. Digitale geletterdheid staat dan niet hoog op de prioriteitenlijst. Ik begrijp dat, maar daar kunnen we het niet bij laten. Dus moeten we ook kijken hoe we school en omgeving kunnen versterken. Bijvoorbeeld door een weekendschool of een zogenoemde ‘rijke schooldag’. Daar gaan kinderen tot drie uur gewoon naar school, maar wordt de schooldag vervolgens opgerekt met een breed aanbod, zoals sport, gezondheid, cultuur en ook digitale geletterdheid. We zijn als GKA ook heel erg benieuwd naar good practices: welke scholen doen al goede dingen op het gebied van digitale geletterdheid en willen dat delen? En, welke scholen kampen met dit vraagstuk en kunnen juist hulp gebruiken? Zijn er scholen die zelf zeggen: wij zijn al heel ver, kom maar bij ons kijken. Meld je dan vooral bij ons.’
Neem contact op
Wil je met jouw school meer met digitale geletterdheid doen en kun je wel wat hulp gebruiken? Of ben je bereid jouw ervaring op dit gebied te delen?
Stuur een mail naar:
Dit artikel is verschenen in PrimaOnderwijs nr. 4 'Digitale geletterdheid - maar hoe dan?!'.
Reacties