Uitdagingen als het lerarentekort en passend onderwijs vragen van scholen om anders naar hun onderwijs en organisatie te kijken. De Arentschool (basisschool in Rotterdam) en het Roelof van Echten College (middelbare school in Hoogeveen) verkennen de mogelijkheden en komen tot mooie inzichten en oplossingen.
De Arentschool: ‘Leerkrachten vinden het samen lesgeven erg prettig!’
De 360 leerlingen van de Arentschool zijn een mooie, gemengde afspiegeling van de wijk Kralingen in Rotterdam volgens directeur Ellen Kennis. Het betekent dat differentiatie en maatwerk een essentieel onderdeel zijn van het onderwijs.
Een aantal jaren geleden hebben jullie gekozen om het onderwijs anders vorm te geven.
“Klopt, in het nieuws hoorde je toen steeds meer over het aanstaande lerarentekort. Zelf hadden we er nog geen last van. We zijn er wel mee aan de slag gegaan, omdat we hierop vanuit rust en visie een antwoord wilden bedenken. Ons onderwijs was traditioneel: één klas, één meester of juf, één ruimte. We hebben een experiment van twee jaar opgezet: van twee groepen 7 hebben we een grote groep gemaakt met meerdere leerkrachten (wel minder fte) en een ondersteuner. Ook had deze groep een groot en een klein lokaal. De essentie van het experiment was om te kijken of je op deze manier beter elke leerling kan ondersteunen.”
Wat kwam er uit dit experiment?
“De klas heeft het geweldig gedaan, de resultaten van de leerlingen waren goed. En de leerkrachten waren enthousiast. Dat gaf ons de energie en motivatie om dit voor de hele school te gaan doen. We waren al bezig met nieuwbouw, onze nieuwe onderwijsaanpak konden we dus op een mooie manier vormgeven in het gebouw.”
Kun je een beeld geven van een dag in een groep. Hoe ziet die eruit?
“Elke groep leerlingen heeft vier leerkrachten en een onderwijsassistent, het zogenaamde leerpleinteam. Zij dragen de gezamenlijke verantwoor-delijkheid voor hun leerlingen. Omdat elke groep een leerplein en twee andere ruimtes heeft, kunnen de leerkrachten gedifferentieerd werken.
De ene leerkracht geeft bijvoorbeeld instructie rekenen, de ander bezig is met taal, de derde helpt een individuele leerling met specifieke onderwijsbehoeftes. Op deze wijze zorgen we dat leerlingen zich ontwikkelen op hun eigen niveau en in hun eigen tempo.”
Jullie werken nu een aantal jaar op deze manier. Hoe bevalt dat?
“Heel erg goed. Leerkrachten vinden het samen lesgeven erg prettig. Je maakt als team samen het onderwijs voor je eigen klas. Ook de kinderen zijn enthousiast. Ze worden veel beter geholpen en ze hebben meer autonomie over hun leerproces. Met het ons nieuwe gebouw kunnen we natuurlijk onze aanpak op een goede manier uitvoeren. Maar ook in ons oude, traditionele gebouw kon dat door creatief om te gaan met de ruimtes.”
Roelof van Echten College: ‘We kijken heel goed welke interventies bij onze school passen’
Het Roelof van Echten College is een school in Hoogeveen met ongeveer 2.000 leerlingen. Een Guiding Coalition van docenten doet onderzoek en voert experimenten uit om het onderwijs anders te organiseren. Een van hen is Rik Netten, docent biologie.
Waarom is het voor jullie belangrijk om te kijken naar andere manieren van onderwijs vormgeven?
“Onderwijs is meer dan een diploma. We vinden persoonlijke en sociale ontwikkeling minstens zo belangrijk. Innovatieve ideeën zijn nodig om leerlingen te kunnen blijven helpen in hun groei als leerling én mens, de onderwijskwaliteit te behouden, werkdruk te verlichten én ons vak als docent aantrekkelijker te maken.”
Hoe zijn jullie dit traject gestart?
“Onze bestuurder Albert Weishaupt heeft twee jaar geleden de aftrap gegeven. Zijn oproep: we moeten aan de slag, waar kunnen we onszelf verbeteren? Maar wel op zo’n manier dat het past bij onszelf en onze identiteit. Zo is onze Guiding Coalition (met medewerkers van beide schoollocaties) ontstaan. Ons doel is: werkdruk omlaag, werkgeluk en motivatie omhoog. Om te komen tot verbeteringen hebben we dit schooljaar veel kennis verzameld, andere scholen bezocht en proeftuinen in de school uitgezet.”
Hoe zijn de proeftuinen uitgepakt?
“Ik noem twee voorbeelden. In het vmbo hebben we een experiment opgezet met Bouwmensen en Hunebouw, die praktijkgerichte lessen verzorgen voor leerlingen. Onze leerlingen gaan buiten de school, in de praktijk, aan de slag, met professionals uit de bouw. Er zijn minder docenten nodig, want de bouwprofessionals begeleiden de leerlingen. Leerlingen zijn gemotiveerd en enthousiast: ze leren echt in de praktijk.
Bij onze wiskundesectie hebben we een andere proeftuin opgezet. Twee klassen krijgen tegelijkertijd les van een docent en een onderwijsassistent. De docent die we op die manier vrijspelen kan werken aan onderwijsontwikkeling.”
En al jullie inzichten verwerken jullie tot een uiteindelijk advies?
“Ja, daarbij kijken we steeds goed of een verandering ook echt een verbetering is voor onze school. Daarom hebben we ook de leerlingen bevraagd: wat is jullie ideale onderwijs? In het vwo willen de leerlingen meer autonomie, in het vmbo juist meer leren in de praktijk. Dat sluit dus mooi aan op de proeftuin met Bouwmensen en Hunebouw.
Ons advies is gebouwd op het onderzoek dat we hebben gedaan, de expertise van andere scholen en de experimenten. Daarmee kun je laten zien dat het ook echt werkt.”