Institutioneel racisme, witte privileges, etnisch profileren; het zijn uiterst gevoelige onderwerpen die ook studenten in het mbo bezighouden, merkt Nathalie Petrocchi (39). Als docent bij ROC Top in Amsterdam besteedt zij de laatste jaren veel aandacht aan het koloniaal verleden. Op die manier kan ze jongeren laten zien waar die ongelijkheid en verschillen vandaan komen. Welke tips heeft zij voor collega-docenten?
Uitgescholden worden op straat. Moeite hebben om een stageplek te vinden. Vaker uit de rij worden gepikt voor een controle. Het zijn voorbeelden die Petrocchi regelmatig voorbij hoort komen in gesprekken met studenten. Nog veel te vaak zorgt huidskleur of afkomst voor een ongelijke behandeling, vertelt Petrocchi. De docente geeft les aan niveau 2-studenten bij de opleiding Helpende zorg en welzijn. In het kader van Burgerschap betrekt zij sinds vier jaar regelmatig het koloniaal verleden bij haar lessen. Het is ons gezamenlijk verleden, zegt zij met nadruk. “Maar in het curriculum staat niets over het slavernijverleden en dat vond ik opmerkelijk. Vooral als je weet hoe belangrijk die periode is geweest voor de ontwikkeling van Nederland.” Bovendien heeft dat koloniale verleden tot op de dag van vandaag nog invloed op onze samenleving, vertelt Petrocchi. “Ik zie het als mijn opdracht om het niet als een geschiedenisles te brengen, maar juist te laten zien hoe ons slavernijverleden nog altijd raakt aan de dagelijkse praktijk. Als je weet wat er is gebeurd, helpt dat om anders met elkaar om te gaan en in verbinding te komen.”
Aansprekende voorbeelden
In haar zoektocht naar aansprekende voorbeelden en een passende lesmethode stuitte Petrocchi op het werk van Stichting In mijn Buurt. Die ondersteunt scholen niet alleen met lesprojecten over de Tweede Wereldoorlog en de eerste generatie arbeidsmigranten, maar ook over dat koloniale verleden. Petrocchi: “De stichting was al actief binnen het primair en voortgezet onderwijs en ik wist dat hun aanpak goed werkte. Ik was benieuwd of dat ook binnen het mbo zou lukken. Daarom mochten we bij ons op school een pilotproject houden.” Om de kennis bij te spijkeren, kregen haar studenten een stuk theorie over de koloniën in de Oost en de West. Dus over voormalig Nederlands-Indië en het Caribisch gebied. Daarna kwamen gastdocenten in de les. “Ouderen die een persoonlijk verhaal vertelden. Over hoe zij het vonden om van Suriname naar Nederland te komen, bijvoorbeeld. Maar ook over andere situaties. Studenten kregen de opdracht om hen te interviewen.” Het project duurde zes weken. “Tot slot was er een ontmoeting waarbij studenten de verhalen van de geïnterviewde ouderen mochten navertellen. Zij brachten het verhaal in de ik-vorm, alsof ze het zelf hadden meegemaakt en dat allemaal in aanwezigheid van die ouderen. Dat maakte op iedereen heel veel indruk. Sommige studenten moesten huilen, omdat de geschiedenis zó dichtbij kwam.” Ook Petrocchi was onder de indruk. “De verhalen, de vorm, de interactie; alles klopte. Je zag dat studenten nieuwsgierig werden naar elkaar. Sommigen gingen anders naar hun eigen verleden kijken en stelden thuis vragen aan hun ouders of grootouders. Het maakte echt iets los. Vanuit de stichting kwamen er projectleiders die begeleiding boden, dus het gaf geen extra werkdruk.” Ze kan het alle scholen aanraden om een dergelijk project op te starten. “Voorheen kwam het onderwerp slavernijverleden nooit ter sprake, maar nu zeggen we: dit gaat over onze gedeelde geschiedenis.”
Excuses Rutte
Het zou fijn zijn als de samenleving het onderwerp meer omarmt, vindt Petrocchi. “Ik juich het toe dat dit thema inmiddels vanuit Burgerschap wordt behandeld. Oude structuren keren immers steeds weer terug en we kunnen het verleden niet los zien van het heden. Daarom zijn die excuses van premier Rutte, eind vorig jaar, ook zo belangrijk. Dit verhaal raakt ons allemaal.” in het kader van de Burgerschapslessen heeft Petrocchi haar studenten ook rondleidingen gegeven door Amsterdam. “Daarbij zoeken we sporen van het koloniale verleden. Weinig mensen weten bijvoorbeeld dat de Indische Buurt in Amsterdam-Oost ligt, als verwijzing naar voormalig Nederlands-Indië. Maar zo zijn er nog veel meer sporen.” Bovendien heeft ze voor het Practoraat Mediawijsheid (een leergemeenschap van Amsterdamse mbo-docenten) een digitale handleiding gemaakt met verwijzingen naar websites, filmpjes en documentaires. “Via die handleiding kan je als docent ook stichting In mijn Buurt benaderen en een project aanvragen. Toegegeven; daar zijn kosten aan verbonden, maar dan heb je een kant-en-klaar traject van zes weken.”
Stagediscriminatie
Daarnaast zit Petrocchi in een klankbordgroep over stagediscriminatie. “We hebben al een paar sessies gehad met de minister van onderwijs, de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, gemeente Amsterdam en mbo-scholen om te kijken hoe we die stagediscriminatie kunnen oplossen." Sowieso is het belangrijk om er veel over praten in de les, merkt ze. “Een paar jaar geleden was het nog een vraag of stagediscriminatie überhaupt bestond. Die discussie hebben we nu gehad. Het zijn kleine stapjes en het gaat nooit snel genoeg, maar door erover te praten creëer je meer bewustwording. En ja, dat is het begin van verandering.” Heeft ze nog meer tips voor haar collega’s? “Je hebt prima documentaires die je met studenten kunt kijken. Wit is ook een kleur, van Sunny Bergman bijvoorbeeld. Maar ook boeken over hoe het ging in de slavernijtijd. Het werk van de Surinaamse schrijver Anton de Kom, bijvoorbeeld. Zoals zijn boek ‘Wij slaven van Suriname’. Ga kijken, ga lezen en daarna in gesprek met studenten. En vraag maar gewoon: wat vind jij hiervan, wat weet je ervan? Je zult versteld staan waar ze zelf mee komen.”