Daarnaast wil Dijkgraaf bij de uitwerking van het actieplan - dat na de zomer komt - met een brede blik kijken naar de leefomgeving van jongeren in relatie tot het stoppen met een mbo-opleiding. Vaak zijn bijvoorbeeld ook schulden en het wachten op hulp bij mentale gezondheidsproblemen redenen van uitval. De minister betrekt daarom ook gemeenten, scholen en andere ministeries bij de uitwerking. Het doel is om toe te werken naar minder dan 18.000 voortijdige schoolverlaters in 2026.
Minister Dijkgraaf: “Het is eeuwig zonde om te zien dat jongeren om uiteenlopende redenen ervoor kiezen niet door te gaan met hun opleiding. Uiteindelijk geeft een opleiding of startkwalificatie houvast in het leven; een toekomst met meer mogelijkheden. Dat gun ik alle jongeren. Daarom is een aanvalsplan noodzakelijk. Zodat we meer jongeren helpen aan een zekerder bestaan.”
Oorzaken en maatregelen
Op basis van gesprekken met scholen, studenten en gemeenten door het gehele land is er een aantal hoofdoorzaken aan te wijzen voor de stijging van het aantal voortijdige schoolverlaters. Door het grotendeels sluiten van mbo-scholen door corona en het daarmee gepaarde online onderwijs verloren veel studenten hun motivatie. Daarbij werden veel studenten vanwege de krapte op de arbeidsmarkt verleid om werk boven school te verkiezen. Dijkgraaf wil in zijn aanvalsplan juist de structurele oorzaken aanpakken.
Doorstroomcoaches en aandacht op maat
Momenteel vallen jongeren met een stapeling van meerdere problemen vier keer vaker uit dan andere jongeren. Hierbij gaat het met name om psychische en financiële problemen. Toegankelijke en laagdrempelige hulpverlening vanuit scholen is essentieel om jongeren met persoonlijke problemen te behouden voor het onderwijs. Hierbij gaan scholen op advies van jongeren gebruik maken van ‘doorstroomcoaches’ en ‘doorstroompunten’ om hen te helpen bij het maken van een volgende stap. Dijkgraaf investeert verder in het verbeteren van begeleiding en aandacht op maat voor jongeren die dat nodig hebben. Zo gaat € 175 miljoen naar niveau-2 studenten, waardoor scholen extra intensieve begeleiding kunnen bieden of de groepsgrootte kunnen verkleinen.
Soepele doorstroom
Jongeren moeten op hun 15e of 16e een keuze maken uit ruim 500 verschillende opleidingen in het mbo. Een lastige keuze op die leeftijd. Die druk wordt nog groter omdat veel opleidingen in de praktijk maar 1 instroommoment per jaar hanteren. Dit betekent dat een student soms wel 9 maanden moet wachten met een nieuwe opleiding na het maken van een niet passende opleidingskeuze. Daarom investeert Dijkgraaf € 33 miljoen vanuit de MBO-werkagenda in loopbaanbegeleiding en € 14 miljoen voor een experiment dat moet laten zien dat studenten soepel kunnen doorstromen naar een andere opleiding.
Aantrekkelijker onderwijs voor studenten die aan het werk willen
Sommige jongeren leren beter in de praktijk dan op school. Ook die jongeren moeten de ruimte krijgen hun diploma te halen. Het kunnen combineren van bijvoorbeeld de beroepsbegeleidende leerweg en bol kan een belangrijke bijdrage leveren aan het voorkomen van uitval. In de verdere toekomst moet het onderwijs zo flexibel zijn dat combinaties van werken en leren mogelijk zijn, waarbij sommige jongeren werk hebben in de ene sector, maar zich willen laten opleiden in een andere sector.
Betere begeleiding naar werk, met of zonder diploma
Jongeren moeten een zo sterk mogelijke start op de arbeidsmarkt krijgen. Hulp bij de overstap van school naar werk is erg belangrijk. Ook als jongeren na het verlaten van het onderwijs geen baan vinden of hun baan verliezen. Dijkgraaf werkt samen met de minister voor Armoedebeleid en Participatie aan een wetsvoorstel.
Reacties