In december werd Kirsten Cuppen (37) uitgeroepen tot Leraar van het Jaar mbo. Ze geeft Nederlands en loopbaanbegeleiding op het ROC Tilburg bij de opleiding mechatronica, werktuigbouwkunde en metaaltechniek.
Waarom ben jij leraar geworden?
‘Ik was zelf vroeger geen gemotiveerde leerling, deed liever andere dingen dan opletten in de klas. In de ogen van de leraren was ik waarschijnlijk een irritant kind. Maar ik werd alleen beoordeeld op mijn gedrag, over de achtergrond daarvan werden nooit vragen aan mij gesteld. Ik dacht toen al: dat kan ik zelf beter. Totdat een leraar wel verder keek en vragen stelde. Hij motiveerde me extra om door te zetten en leraar te worden. En dus ging ik na school naar de pabo.’
Je bent niet direct op het mbo begonnen natuurlijk.
‘Nee, eerst zeven jaar op een basisschool. Maar op een gegeven moment wilde ik me verder ontwikkelen. En ik had ook wel een beetje genoeg van de toetscultuur op school. Daardoor bleef er erg weinig tijd over voor zaken als creatieve vaardigheden en techniek. Ook de discussies met ouders over het niveau van leerlingen stonden me tegen. Vervolgens ben ik naar het voortgezet onderwijs gegaan en heb ik een master educational needs gevolgd, met gedrag al specialisatie.’
Waarom heb je uiteindelijk gekozen voor het mbo?
‘Studenten in het mbo zijn vaak heel praktisch gericht en weten vaak al heel jong wat ze willen gaan doen. Dat is heel positief. Maar het mbo wordt snel als ‘minder’ en ‘laag’ beschouwd. Dat is zo oneerlijk, we zouden zoveel trotser op deze leerlingen moeten zijn.’
Waarom ben jij Leraar van het Jaar geworden, denk je?
‘Ik sta voor verbinding en samenwerking. Met studenten, want die kunnen heel goed aangeven wat ze belangrijk vinden. En als je dat weet, kun je ze ook beter motiveren. En ook met docenten, want er heerst nu vaak nog een eilandjescultuur: iedereen wil graag het wiel opnieuw uitvinden, er wordt nog niet veel samengewerkt. Terwijl ik denk dat we veel van elkaars expertise kunnen leren. En tot slot samenwerken met het bedrijfsleven, om te zorgen dat deze jongeren daar goed terecht komen.’
Je hebt meegewerkt aan het ontwikkelen van het talentenpaspoort. Kun je daar iets over vertellen?
‘In het talentenpaspoort kun je laten zien wat je talenten zijn, wie je bent, welke skills je beheerst, maar ook wat je in je privéleven doet, wat je hobby’s zijn. Dat paspoort kunnen studenten meenemen als ze gaan solliciteren, zodat ze zichzelf kunnen laten zien. Het maken van zo’n paspoort - in bijvoorbeeld lessen loopbaanbegeleiding of lessen burgerschap - nodigt uit tot gesprekken en kritisch denken over jezelf. En het geeft zelfvertrouwen. Ik heb weleens een leerling gehad die zei: ik heb geen talenten en geen skills, want ik ben autistisch en heb adhd. Toen ik met hem in gesprek ging, bleek dat hij gitaar speelt en zelf op zoek was gegaan naar mensen om een band mee op te richten. Hij is dus ondernemend en kan samenwerken met anderen. Door zijn autisme kan hij ook nog eens lang heel geconcentreerd ergens mee bezig zijn. Allemaal belangrijke vaardigheden. Dus daarmee heeft hij zijn talentenpaspoort gevuld. Er kunnen zelfs foto’s en filmpjes bij. Iedereen vult en gebruikt het paspoort op zijn eigen manier.’
Je bent loopbaanbegeleider. Hoe ziet jouw functie eruit?
‘Ik geef loopbaanbegeleiding op niveau 2,3 en 4. De eerste les begin ik altijd met ‘de eerste indruk’. Hoe kom je over op mensen, wat zijn je kwaliteiten? En ik laat de studenten kennismaken met elkaar, door ze iets over zichzelf te laten vertellen. Vervolgens bespreek ik met hen wat ze zelf interessant vinden, welke onderwerpen ze willen bespreken. Het uitgangspunt daarbij zijn de loopbaancompetenties die aan bod moeten komen. In groepjes bespreken ze wat ze belangrijk vinden en daar pas ik dan mijn lessen op aan. In het begin was ik erg zoekende naar de juiste lesmethode, bij veel methodes worden veel opdrachten gemaakt en geëvalueerd. Maar ik vind het vooral belangrijk om veel met studenten in gesprek te gaan en ze kritisch over zichzelf te laten nadenken. Aan de andere kant sla ik de plank ook weleens goed mis, want de ene klas is de andere niet.’
Hoe reageerde jouw school op je uitverkiezing?
‘Daar zijn ze supertrots op en ik ben bedolven onder een zee van bloemen en andere attenties. Maar het belangrijkste is dat ik een dag in de week heb gekregen om aan mijn projecten te werken. Zoals het talentenpaspoort, want ik hoop echt dat heel veel andere scholen daar ook mee gaan werken. En ik ga samen met anderen een campagne opzetten om het imago van het mbo te verbeteren, want dat is hard nodig. Ik ben als Leraar van het Jaar nu ambassadeur voor het mbo. Ik probeer daarom veel contact te maken met andere docenten en vraag hen mij te volgen en te helpen met mijn ambassadeurschap.’
Heb je een gouden tip voor andere docenten?
‘Mijn motto is: als je echt kijkt, zie je meer. Dus kijk vooral verder dan alleen het gedrag van leerlingen.’
Reacties