Laatst was ik op een mbo-school waar LHBTQI+-studenten in een apart lokaal lunchen. “Dat hebben ze zelf gevraagd”, vertelde een docente, “vanwege hun veiligheid. Dat ligt ook aan hoe deze studenten zich opstellen. Vroeger hadden we ook homo’s, maar die vroegen niet zoveel aandacht dus dat ging prima.”
Op een andere school ontstaat een gesprek over ‘gedoe’ met studenten met een migratieachtergrond: “Zij klagen over discriminatie”, zegt de directeur, “maar ze vragen ook steeds om een speciale behandeling. Nu willen ze een gebedsruimte, terwijl dat er voor christelijke studenten ook niet is.”
Omgaan met verschil is niet alleen een lastige opgave voor studenten, maar ook voor docenten en schoolleiding. Het is makkelijk om in het spoor van ‘vroeger was alles beter’ te belanden. Want was het echt beter gesteld met de veiligheid op scholen, toen ‘de homo’s’ geen aandacht vroegen en de studenten met een migratieachtergrond niet voor hun rechten opkwamen?
In een groep - hoezeer de groepsleden ook op elkaar lijken – is nooit iedereen hetzelfde. We doen vaak ons best om die verschillen weg te moffelen om erbij te horen. Zolang het gaat om onzichtbare verschillen, gaat dat vaak goed. Kijk maar naar een foto van een grote studentenvereniging, of naar een foto van voetbalsupporters – ogenschijnlijk is iedereen hetzelfde.
Vredig samenleven, een koud kunstje
Onzichtbare aspecten van onszelf die ons ‘anders’ maken, houden we vaak voor ons, om onze positie en status niet in gevaar te brengen. Zolang diversiteit onzichtbaar blijft en iedereen z’n best doet om zich aan te passen aan een ongeschreven meerderheidsnorm, ziet een groep of gemeenschap er vredig en vrij uit. Wat we niet kunnen zien, is of er binnen de groep mensen zijn die hard werken om zich aan te passen aan de krappe sociale groepsnorm. Misschien betalen ze een hoge prijs, zoals depressie, eetstoornissen, emotioneel afgehaakt raken, gewelddadig gedrag, politieke of religieuze radicalisering en suïcide.
Zichtbaar anders-zijn, probleem of kans?
Studenten die zichtbaar afwijken van de norm hebben niet de keuze om dat weg te moffelen. En steeds vaker willen zij dat ook niet: ze komen openlijk uit voor hun geaardheid of religieuze of culturele achtergrond en eisen ruimte op om zichzelf te kunnen zijn. Voor docenten en schoolleiding kan dat voelen als ‘gedoe’ dat de school in is geïmporteerd: ‘ze’ passen zich niet aan en veroorzaken problemen. Het is dan een klein stapje om hen aan te wijzen als hét probleem. Bijvoorbeeld wanneer andere studenten schelden, spugen of fysiek geweld gebruiken om studenten te corrigeren die niet voldoen aan de heersende norm. Een mogelijke reactie in de docentenkamer kan zijn: “Heel erg, maar ze lokken het ook wel een beetje uit” of “als je je zo kleedt/gedraagt, vraag je er ook wel een beetje om.”
Kwetsbaar en gevaarlijk
Was vroeger alles beter? Knellende normen zijn van alle tijden, – denk maar aan de religieuze zuilen van de jaren ’50 – net als jongeren die ruimte vragen om zichzelf te kunnen zijn. Uitkomen voor wie je bent, als dat toevallig niet in de norm past, maakt je kwetsbaar en kan gevaarlijk zijn. Je kunt je sociale status kwijtraken, gepest worden en fysiek aangevallen worden. We kunnen daar onze schouders over ophalen en zeggen ‘tja, het leven is nou eenmaal niet eerlijk’. Eigenlijk zeg je dan: onderwijs werkt vooral goed voor mensen die toevallig goed passen in de norm, en dus geen energie hoeven te stoppen in ‘erin passen’. Dat zorgt voor kansenongelijkheid. Daarnaast is dit juist de leeftijd waarop jongeren experimenteren met wie ze zijn. Ze proberen verschillende rollen en levensstijlen uit. Een school die zorgt dat hier ruimte voor is, draagt bij aan een vreedzame democratische samenleving en aan de normale ontwikkeling. Tenslotte is er meer veiligheid op een school waar ruimte is voor diversiteit en waar de norm binnen (sub)groepen minder strak is. En een veilig schoolklimaat leidt tot betere leerprestaties.
Tijd om krappe normen wat op te rekken.
Joska Kruijssen
Directeur & Adviseur Bureau Common Ground
Reacties